De Zoeker, een parabel, geschreven door Jorge Bucay

Ammy van BedafGeen categorie

Gewijzigd op 27 januari 2020 door Ammy van Bedaf

Dit is het verhaal van een man die ik zou willen definiëren als een zoeker.
Een zoeker is iemand die iets zoekt, maar het niet noodzakelijkerwijs ook vindt. Ook is hij niet iemand die altijd weet waar hij naar zoekt. Hij is meer iemand voor wie het leven een zoektocht is.

Op een dag voelde de zoeker dat hij naar de stad Kammir zou moeten gaan. Hij had geleerd om naar zijn gevoelens te luisteren; gevoelens die vanuit een onbekend deel van hemzelf kwamen. Daarom liet hij alles zoals het was en begon hij aan zijn reis.

Nadat hij twee dagen over de stoffige wegen had gewandeld, zag hij in de verte de stad Kammir liggen. Vlak voordat hij de stad bereikte, viel zijn oog op een heuvel rechts van hem. Het was een schitterende groene heuvel, overladen  met veel bomen, vogels en mooie bloemen, volledig omheind door een kleine gelakte houten hek. Een bronzen deur nodigde hem uit om naar binnen te komen.

Hij vergat de stad en gaf zich over aan de verleiding om daar even te rusten.

Hij stapte vervolgens door de deuropening en liep langzaam tussen de witte stenen die verspreid stonden tussen de bomen. Hij liet zijn blik rusten op elk detail in dit kleurrijke paradijs. Zijn ogen waren die van een zoeker, en het is waarschijnlijk daarom dat hij op een van de stenen de volgende inscriptie zag staan:

Abdul Tareg, leefde 8 jaar, 6 maanden, 2 weken en 3 dagen.

De zoeker was geraakt, want hij realiseerde zich dat de steen niet zomaar een rots was, maar een grafsteen. Hij werd triest door de gedachte dat een kind hier zo jong was begraven.

Hij keek om zich heen en zag dat ook de volgende steen een inscriptie had. Hij leunde een beetje voorover om het te lezen, en er stond:

Yamir Kalib leefde 5 jaar, 8 maanden en 3 weken.

De zoeker was geschokt. Deze mooie plaats was een kerkhof en iedere steen een graf. Een voor een begon hij de inscripties op de stenen te lezen. Alle stenen hadden een zelfde inscriptie: een naam en de exacte levensduur van de overledene.

Hij vond het afschuwelijk te zien dat de persoon die het langst had geleefd nauwelijks 11 jaar oud was geworden. Overvallen door een enorm verdriet ging hij zitten en begon te huilen.

De beheerder van de begraafplaats liep langs en stopte. In stilte keek de oude man een poosje naar de huilende man en vroeg of hij huilde voor een overleden familielid.

“Nee, geen familie,” antwoordde de zoeker. “Wat is er gebeurd met deze mensen, en wat voor vreselijks gebeurt er in deze stad? Hoe komt het dat hier zoveel kinderen begraven liggen? Welke vreselijke vloek is er over deze mensen uitgesproken, dat ze gedwongen werden een kerkhof aan te leggen vol met kinderen?”

De oude man glimlachte en antwoordde:

“Rustig maar. Er is geen sprake van een vloek. Wat er aan de hand is, is dat we hier een oud gebruik hebben. Als een jongmens 15 jaar wordt, geven zijn ouders hem een notitieboek, zoals die ik hier heb, om mijn nek. En het is bij ons de traditie dat je, vanaf dat moment, iedere keer dat je enorm van iets geniet, dat notitieboekje opent en aan de linkerkant opschrijft waar je van genoot, en aan de rechterkant opschrijft hoe lang dat duurde.

Werden jij en je vriendin verliefd op elkaar? Hoe lang duurde die enorme passie en dat plezier? Een week? Twee weken? Drieënhalve  week?
En dan… de opwinding van jullie eerste kus, de eerste kus die enorm plezierig was, hoe lang duurde die? Was het een kus van een halve minuut? Twee dagen? Een week?
En hoe zit het met de zwangerschap en met de geboorte van je eerste kind?
En met de bruiloft van je vrienden?
En met het uitstapje waar je het meest naar verlangde?
En met de hereniging met je broer of zus die naar het buitenland was geweest?
Hoe lang duurde de vreugde over deze gebeurtenissen? Uren? Dagen?

We schrijven in ons notitieboekje alle momenten op waar we van genoten.

En als iemand overlijdt, is het ons gebruik om diens notitieboekje te openen en de tijd die hij heeft genoten, op te tellen, en dat op het graf te schrijven. Omdat dat, voor ons, de tijd is dat ze echt geleefd hebben.”