Gewijzigd op 16 maart 2020 door Ammy van Bedaf
Ouderrol loslaten
Je kent het wel: de een is de autosleutels kwijt en de ander begint met een betoog over hoe het komt dat de eerste “ook altijd je spullen kwijt bent!” in plaats van te helpen met het oplossen van het probleem: hoe de autosleutels zo snel mogelijk gevonden kunnen worden. Nou is dit maar een simpel voorbeeld, maar je kunt er zelf je eigen laatste ruzie of conflict hiervoor in de plaats nemen. De ander schiet in de Ouderrol.
Doordat de een in de Ouderrol schiet, schiet de ander, degene die de autosleutels kwijt is, vrijwel automatisch in de Kindrol, of vervolgens ook in de Ouderrol. Gestreefd wordt naar een Volwassene-Volwassene-contact. Maar als een van beiden in de Ouderrol schiet, is het voor de ander wel heel moeilijk en lastig om vanuit een Volwassene-rol te reageren (Transactionele Analyse).
De vraag waar de autosleutels liggen was een gewone en normale Volwassene-vraag. Als de ander hier, zoals in bovengenoemd voorbeeld, geïrriteerd op reageert, zit die in de Ouderrol. Een Volwassene-reactie zou daarentegen bijvoorbeeld zijn geweest: “Weet je wanneer je ze voor het laatst hebt gebruikt?”
Mensen die in een machtsconflict zitten en regelmatig verbale ruzies hebben, zitten vrijwel altijd vanuit de Ouder- en Kindrol te communiceren. Beide gesprekspartners wisselen dan voortdurend van Ouder- en Kindrol. Zodra en vanaf het moment dat één van beiden in staat is om vanuit de Volwassenrol te communiceren, is de angel eruit en is er geen machtsconflict meer: “Ik begrijp je ergernis, het komt ook erg ongelegen. Zou je me toch willen helpen zoeken?” En dat niet op een snauwende (Ouder-rol) maar op een begripvolle manier.
Het is volgens de Transactionele Analyse de kunst om vanuit de Volwassen-rol te reageren. Dat dat niet altijd of vrijwel nooit lukt, komt omdat je onbewust compensatie zoekt voor vroeger onvervulde emotionele behoeften en in die zin is je communicatie als het ware daar een spiegel van. Zo kan uit iemands communicatie diens behoeftigheid, diens controlebehoefte en diens angst voor afwijzing worden opgemaakt. Het goede nieuws is dat dat ook veranderd kan worden.
Nu kun je bovengenoemde vraag in de Volwassene-rol op vele manieren stellen. Met name het non-verbale aspect is heel belangrijk en feitelijk nog belangrijk dan de woorden die we uitspreken. C’est le ton qui fait la musique: het blijkt dat we meer naar de non-verbale boodschap luisteren dan naar de woorden die worden geuit. Dat is overigens terecht, want het non-verbale gedeelte ‘verraadt’ de intenties en de echte bedoelingen van betrokkene en op de een of andere manier pikken we die feilloos op. Niet als we het zelf zenden gek genoeg; alleen als we het van een ander horen.
Hoe dat doorwerkt is leuk te merken bij een hond: Als je op een heel lieve manier tegen de hond zegt: “Jij klein etterbakje, jij smerige smerige voddebaal’ zal hij of zij gaan kwispelen, overrompeld door zulke lieve woordjes van het baasje. Als je daarentegen op een snauwende toon zegt: “Jij bent mijn schat en lieveling! Je bent alles voor me! Ik weet niet wat ik zonder je zou moeten!” vermoed ik dat de hond ineen zal krimpen of weg zal rennen. Dit werkt dus onbewust bij mensen ook. We kunnen het ene zeggen, maar als het niet oprecht is, wordt dat opgemerkt door onze toehoorder. Als iemand heel rustig zegt dat het een heel leuk feest was, dan wordt dat terecht niet geloofd. Met name uit de manier waarop iemand over het feest vertelt, maken we op in hoeverre het een leuk feest was.
Zo kan de vraag “Waarom deed je dat?” op veel verschillende manieren worden gesteld. Uit de manier waarop de vraag wordt gesteld, maken we de intentie op van degene die deze vraag stelt: is betrokkene oprecht nieuwsgierig? is het een controlevraag? is het een verwijtende vraag?
Naast de rollen volgens de Transactionele Analyse en naast het non-verbale aspect, speelt er nog iets anders: het Inhoudsniveau en het Betrekkingsniveau. De verwarring over het Inhoudsniveau en het Betrekkingsniveau lopen vaak als een rode draad door machtsconflicten heen. Het Betrekkingsniveau betreft de bejegening. Als de een op normale toon (anders is het vanuit de Ouderrol of vanuit de Kindrol) vraagt waar de autosleutels liggen, is dat op Inhoudsniveau. Als de ander geërgerd reageert en begint uit te leggen (Ouderrol) hoe betrokkene de volgende keer kan voorkomen dat de autosleutels weer zoek raken (“Je moet ze ook in het bakje in de hal leggen!”) is dat op Betrekkingsniveau, want betrokkene wordt als een Kind behandeld en nog vlug even opgevoed, in plaats van dat hulp wordt geboden. De ander reageert niet op Inhoudsniveau, maar op Betrekkingsniveau.
Vrijwel alle conflicten worden uitgevochten op Inhoudsniveau (het weer niet kunnen vinden van de autosleutels) maar gaan over het Betrekkingsniveau: het je niet serieus genomen voelen door de ander: “Nou, dan zoek ik ze zelf wel!” (Kindrol). Wat er dan gebeurt is dat allerlei zaken die over de Inhoud zouden moeten gaan, op Betrekkingsniveau worden uitgevochten. Dit zie je op microniveau tussen twee partners, op mesoniveau tussen afdelingen binnen een bedrijf of tussen bewoners in een buurt en op macroniveau tussen volkeren en landen.
Hier doorheen speelt wat de Interpunctieproblematiek wordt genoemd. We doen zelf iets, omdat de ander daaraan voorafgaand dit of dat deed. Maar die deed dat dan weer, omdat jij dit of dat had gedaan. En zo kun je wel doorgaan. Ook dit speelt zowel op microniveau, op mesoniveau als op macroniveau. Hier zie je dat we worden getriggerd door het gedrag van de ander en dat wij op onze beurt de ander weer triggeren. Dit triggeren gebeurt vanuit ieders eigen onvervulde emotionele behoeften van vroeger. En daarnaast op de manier waarop iemand vroeger zelf is bejegend in diens jeugd. Daarom komt het ons zélf allemaal zo logisch en vanzelfsprekend voor dat we zo enorm kwaad worden als de ander dit of dat deed/zei .
Als iemand een reactie vertoont die niet in verhouding staat tot het gebeurde, heet dat een ‘regressie‘. Ook hier weer is het bijzondere dat we wel regressies bij andere mensen herkennen, maar niet inzien als wij zelf disproportioneel reageren, omdat wij onze eigen reactie doorgaans heel logisch vinden, en wel omdat de ander dit of dat deed/zei (Interpunctieproblematiek).
Regressies ontstaan ook weer vanuit je eigen onmacht: je hebt nooit anders aangeleerd. Het goede nieuws is dat je ook dit zelf kunt veranderen. Regressies ontstaan in feite door het vroeger hebben moeten wegstoppen van je boosheid; als er dan iets is dat associaties heeft met iets van vroeger, ontplof je als het ware. Of kruipt je juist weg, of je blokkeert of verlamt volledig. Daarnaast heb je niet de vaardigheden aangeleerd om met je eigen onmacht om te gaan en om er ander gedrag voor in de plaats te tonen.
Wat verder nog speelt, is dat betrokkene doorgaans maar één oplossing ziet en als het ware in de eigen tunnelvisie zit en van daaruit ook reageert, terwijl altijd geldt: een keuze = geen keuze. Ik heb tot op heden nog niet meegemaakt dat er niet meerdere oplossingen waren voor problemen of dilemma’s die werden aangedragen. Dat men die zelf niet ziet, komt omdat men dat van vroeger niet heeft meegekregen. Ook hier is het goede nieuws dat dit nog wel degelijk te ontwikkelen is.
Als de partner bijvoorbeeld verzuimt de eettafel goed schoon te maken of dat slordig doet, wordt doorgaans één manier gevonden om hierop te reageren: vanuit de Ouderrol de ander ‘te verzoeken’ alsnog de tafel schoon te maken, en nu graag eens goed. Het is niet moeilijk te bedenken hoe dat er in de Ouderrol en non-verbaal op Betrekkingsniveau uit zou kunnen zien: “Zou je misschien de tafel schoon willen maken?” De ander doet het alsnog niet, of alsnog slordig of sikkeneurig, want: is in de Kindrol gedrukt. Heeft zich in de Kindrol láten drukken, maar dat is een ander verhaal.
De boosheid over de niet goed schoon gemaakte tafel is een regressie, want is niet in verhouding tot hetgeen er gebeurt. De ergernis wordt groter, als men door de niet (goed) schoongeveegde tafel er het wasgoed niet kan opvouwen, waardoor er ook een controleverliesaspect bij komt kijken. De ergernis wordt doorgaans opgebouwd, tot men als het ware ontploft. Dat men niet in staat is geweest dit eerder bespreekbaar te maken, komt omdat men vanuit vroeger niet die vaardigheden heeft meegekregen.
Andere mogelijkheden in dit voorbeeld zijn:
– bij de ander checken of hij of zij weet dat er nog kruimels liggen; het kan zijn dat het deze keer gewoon vergeten is
– aan de ander vragen of/wanneer hij/zij de kruimels opruimt
– eventueel zelf de kruimels opruimen
– de kruimels laten liggen en op de bank (ondanks dat dat onhandiger is) de was gaan opvouwen
– als de ander, ondanks een eerder gedaan Volwassen-verzoek, weerbarstig blijft, het wasgoed van de ander op de kruimels opvouwen en het eigen wasgoed op de bank opvouwen
– de was niet opvouwen en zowel de kruimels als de was aan de ander overlaten
– alleen de eigen was opvouwen
– de was later opvouwen, op het moment dat de ander alsnog de kruimels weggeveegd heeft
– en er zijn ongetwijfeld nog andere mogelijkheden te bedenken.
Waar het om gaat is dat het probleem bij de ander komt te liggen en dat uit de eigen machteloosheid wordt gestapt. Het is het niet ervaren van meerdere mogelijkheden waardoor de machteloosheid wordt veroorzaakt. Vanuit deze machteloosheid kan dan weer een regressie ontstaan. De trigger is dan weliswaar het gedrag van de ander (het niet goed schoonmaken van de eettafel), maar de oorzaak van de regressie ligt in vroeger: in de eigen onmacht. En daar ligt de voedingsbron van in de eigen jeugd.
Als iets een regelmatig terugkerend probleem is, is het de kunst om het op een ander moment bespreekbaar te maken, anders verval je al gauw in een regressie. Doe het op een moment dat je je rustig voelt en kondig het gesprek desnoods aan, zodat je de ander er niet mee overvalt (“Ik zou je graag een keer daar en daarover willen spreken. Zou dat kunnen?”). Nog beter is aan de ander aan te geven dat je een bepaald iets wilt bespreken en dat je aan de ander overlaat wanneer dat zou kunnen.
Bereid dat dan goed voor. Niet in de zin van wat je er uit wilt halen, want dat zou nou net onderwerp van overleg moeten worden. Maar wát je bespreekbaar wilt maken en hóe je dat wilt doen. Het doel van het gesprek kan dus niet zijn: Ik wil dat jij de tafel goed schoon veegt, want dan ga je in de Ouderrol zitten.
Een Volwassenerol neem je aan als je het als volgt aankaart: “Ik vind het niet prettig als de tafel niet goed is schoongemaakt, omdat ik dan niet de was kan vouwen. Maar ook als ik niet de was hoef te vouwen, vind ik het fijn als de tafel lekker schoon is. Hoe zouden we dat kunnen oplossen?” Je houdt het bij jezelf door in de ik-vorm te praten en door aan te geven wat het met je doet. Zodoende zit je ook niet in de beschuldigende rol, want dan kun je het verder wel schudden en kom je in de Interpunctieproblematiek terecht: “Ja maar jij deed laatst dit en dat! Vind je dan dat dat wel kan?!”
En je ontwapent iemand volledig als het je lukt om een verwijt (“Je maakt de tafel nooit goed schoon.”) kunt omzetten in een wens: “Ik zou het fijn vinden als de tafel goed zou worden schoongemaakt.” Onbewust worden er veel verwijten geuit. Als al die verwijten in een wens zouden worden gegoten, zou dat even zo vele machtsconflicten schelen.
Dat dit allemaal makkelijker gezegd is dan gedaan, komt omdat iemands manier van communiceren zijn voedingsbron heeft in vroeger. In iemands controlebehoefte, angst voor afwijzing, impulsiviteit, ervaren eenzaamheid en verlatingsangst, en dergelijke. Daarom is het nodig om inzicht in de patronen van vroeger te krijgen. Het betreffen de patronen van affectieve verwaarlozing, emotioneel misbruik en/of geestelijke mishandeling. Het zijn ook deze patronen die er de oorzaak van zijn dat het je tot nu toe niet gelukt is om de in eerdere hulpverlening/trainingen opgedane inzichten te integreren in je gedrag.
Kortom: je huidige communicatie is de spiegel van je patronen van vroeger. Het goede nieuws is dat dit wel degelijk te veranderen is. Hiervoor is het nodig dat je enerzijds inzicht krijgt in je oude patronen van vroeger en hoe je die nu nog onbewust zelf in stand houdt; en anderzijds leert hoe je naar je gevoel kunt gaan, waardoor je alsnog jezelf emotioneel kunt opvoeden en vervolgens emotioneel kunt ontwikkelen, waardoor je je niet meer emotioneel afhankelijk opstelt van de ander. Die emotionele afhankelijkheid veroorzaakt jouw machteloosheid en onmacht en van daaruit weer je regressies.
Als je je vicieuze cirkel wilt doorbreken, je belemmeringen wilt loslaten of alsnog je volledige ontwikkelingspotentieel wilt aanboren, ben je bij mij aan het juiste adres, want ik kan je daarmee helpen door middel van een Eendaagse Coaching.